Lucius Annaeus Seneca: zijn werk
Een aantal dialogen: De ira, De otio, De constantia sapientis, De brevitate vitae, De consolatione ad Helviam
matrem, De consolatione ad Polybium, De consolatione ad Marciam, De providentia, De tranquillitate animi, De
vita beata. Ook twee betogen worden tot Seneca's werk gerekend: De clementia (om bij de jonge Nero in het gevlei
te komen: een geschrift over mildheid als belangrijke deugd bij grote heersers. Hij moest eens weten!) en De
beneficiis. Verder heeft Seneca tragedies op zijn naam staan: Agamemnon, Hercules furens, Hercules Oetaeus,
Medea, Oedipus, Phaedra, Phoenissae, Thyestes en Troades. Er zou ook nog een tragedie Octavia van Seneca zijn,
maar geleerden betwijfelen dat. Van een andere categorie zijn de 7 boeken van een werk op het gebied van de
natuurwetenschappen, de Naturales Quaestiones. Ook een satire staat op Seneca's conto: om keizer Claudius
belachelijk te maken schreef hij de Apocolocyntosis divi Claudii (het pompoen worden van de overleden en
vergoddelijkte Claudius). Maar Seneca's belangrijkste werk, aan het eind van zijn leven geschreven, is toch
Epistulae Morales/Epistulae ad Lucilium. Aan een zekere, wellicht fictieve, Lucilius (gouverneur van Sicilië) schreef
Seneca 125, allemaal voor publicatie bedoelde, brieven. Hij coacht hierin deze jonge Lucilius in zijn ontwikkeling tot
Stoïsche filosoof. Een brief (literair genre briefschrijven/epistolografie) is schriftelijke interactie met vele
mogelijkheden. Eén daarvan is de fictieve opponent: als je een onderwerp wilt aanroeren ben je in een echte brief
niet zeker of de adressaat op dat onderwerp in gaat. In een gekunstelde brief doe je net alsof je correspondent dat
onderwerp aan draagt: hij is dan de fictieve opponent.