Publius Ovidius Naso: zijn werk
Uit de eerste periode van zijn loopbaan stammen Amores (erotische gedichten met de fictieve Corinna als
tegenspeelster), Ars Amatoria/Ars Amandi (in de eerste twee delen adviezen aan jongemannen voor het boeken
van succes in de liefde: hoe kom ik aan de minnares?; in het laatste deel, waarschijnlijk op verzoek van de dames
zelf, tips en trucs om jongens te verleiden), Remedia Amoris (Hoe dump ik haar, of hem?), Heroidum
Epistulae/Heroides (21 fictieve brieven van legendarische vrouwen aan hun afwezige minnaar/man, bijvoorbeeld
van Penelope aan Odysseus, van Ariadne aan Theseus, van Dido aan Aeneas en een heel mooie van Medea aan
Jason). Uit de tweede helft van zijn carrière komen de Fasti (onvolledige kalender van het Romeinse jaar met
beschrijvingen van feesten, riten en legenden) en de Metamorfosen. In ballingschap schreef de dichter nog
treurzangen, de Tristia, en de Epistulae ex Ponto, poëtische brieven vanuit Tomi (een stad in Pontus aan de
Zwarte zee), die wellicht bedoeld waren als nieuw genre literatuur. Wanneer hij zijn - verloren gegane - tragedie
Medea geschreven heeft, is niet duidelijk. Het bekendste werk van Ovidius blijft natuurlijk zijn grote en
populaire werk de Metamorfosen. Het genre is het epos, maar niet het plechtstatige epos van Vergilius. Aan de
ene kant keurig een lang verhalend geheel (15 boeken), met één thema (de gedaanteverandering), mét een
prooemium, mét de dactylische hexameter als versmaat, mét goden die zich overal mee bemoeien en ook mét
helden. Aan de andere kant is de toon speels, niet verheven, zijn de goden niet altijd serieus en zijn de helden
nogal eens anti-helden. Humor is alom aanwezig, de dichter (de poeta doctus) etaleert op indrukwekkende wijze
zijn grote kennis en hij mag daarnaast graag de psycholoog uithangen, zeker met de vrouwelijke psyche als object.
Doel is uiteindelijk de hele wereldgeschiedenis te beschrijven, een carmen perpetuum. Ovidius is een rasverteller
die de outlines van een verhaal in een paar regels neer zet en die de luisteraars geboeid houdt, niet alleen door
zijn soms magisch aan doende verhalen, maar ook door zijn kennis, zijn spelen met verteltempo, zijn lichte
verteltrant, zijn humor. Als Ovidius op zijn onnavolgbare manier ergens de oorsprong van kan aantonen (aitiologie),
zal hij het niet laten: hoe komt er goudstof in een rivier? Waardoor waren moerbeien eerst wit, nu rood?