Komedie
Ook de komedie heeft zijn oorsprong in Griekenland, waar schrijvers als Menander en Philemon de nieuwe
komedie vertegenwoordigden. Van de auteurs van de oude komische traditie is Aristophanes de bekendste,
van wie zo’n 11 komedies bewaard gebleven zijn. De Romeinse komedieschrijvers doen precies dat wat
typisch Romeins is: ze proberen Griekse originelen te verbeteren, kwalitatief te verbeteren. De bekendste
komedieschrijvers bij de Romeinen waren Plautus en Terentius.
Veel van wat in de Attische komedie te zien was, kwam halverwege de derde eeuw voor Christus ook mee
naar Italië. Daar waren fabulae Atellanae al in zwang, met dezelfde kenmerken als die in de latere
Romeinse komedie te zien waren: volkstoneel, met grappige scènes van spelers met een vaste rol. Een
masker maakte aan de toeschouwers duidelijk wat voor iemand de speler was. Ook de Romeinse komedie
betrof een lopend verhaal met vaste verhaalingrediënten: persoonsverwisseling, zwendel, veel toeval. De
personages zijn mensen met al hun feilen en gebreken, veelal vaste types: de slimme slaaf, de sikkeneurige
oude man, het vrolijke hoertje. De scènes zijn „uit het leven gegrepen”: alledaagse huiselijke ruzies, en
vooral veel problemen rond de liefde, die op ingenieuze manier worden opgelost. De humor was vaak erg
grof. De komedie heeft als literair genre maar een korte bloeiperiode gekend. In de keizertijd werden nog
maar zeer spaarzaam komedies van Romeinse dichters opgevoerd. (met dank aan RGH Schenk)
Auteurs:
•
Titus Maccius Plautus
•
Publius Terentius Afer