gemaakt met Magix; 2024
Historiografie De geschiedschrijver heeft de taak te beschrijven wat er gebeurd is in het verleden, en wel zo accuraat mogelijk. Niet elke historiograaf deed en doet dat op dezelfde manier. De moderne historiograaf heeft niet te klagen over bronnen, die werkelijk overal voorhanden zijn. Het ordenen en verwerken daarvan is een groter probleem dan de beschikbaarheid. In de oudheid was het veel moeilijker bronnen te vinden. Primaire bronnen over de eerste periode van Rome waren er vrijwel niet (m.u.v. de Fasti, de religieuze kalender van de pontifex maximus), en met een grote brand in 387 voor Christus waren ook die verdwenen. Daarna konden schrijvers putten uit de Annales Pontificum, de Annales Maximi, senaatsbesluiten en archieven en bijvoorbeeld lijkredes van adellijke families. Schrijvers hebben zich daarnaast voor hun informatie gebaseerd op werken van andere auteurs. Op die manier zijn die hun secundaire bronnen geworden. In navolging van de Griekse geschiedschrijvers (de bekendsten zijn Herodotus, Thucydides en Polybius) heeft ook Rome een aantal kanjers van geschiedschrijvers voortgebracht, die ook allemaal hun eigen ideeën in hun werken toegepast hebben. Auteurs: Caius Iulius Caesar Titus Livius Cornelius Nepos Caius Sallustius Crispus Publius Cornelius Tacitus